Mont Blanc 4810m
Intergrale Peuterey-graat
3 klimdagen, 4500m graatlengte, 2900 hoogtemeters ED overallwaardering
-Aiguille Noir de Peuterey 3772m, Arete SUD (1200 meter VI+ TD)
-Aiguille Blanche de Peuterey 4112m
-Grand Piller D’Angle 4243m
-Mont Blanc du Courmayeur 4748m
-Mont Blanc 4810m
Persoonlijke beklimming: 30,31 juli + 1 Augustus 2012
Tekst: Martijn Schell (Een verkorte versie is geplaatst in Hoogtelijn nummer 1 2014)
Project Peuterey Integrale
De allermooiste route naar de top van de Mont Blanc
tekst Martijn Schell
l’Arête integrale de Peuterey ligt aan de Italiaanse zijde van de Mont Blanc en er wordt gezegd dat het met afstand de langste berggraat van de Alpen is. Vanuit Courmayeur heb je een prachtig zicht op deze kam met zijn markante torens en toppen die bovenaan transformeert van rots naar ijs. De meerdaagse route spreekt veel alpinisten tot de verbeelding: Je dient niet alleen een hoog technisch niveau te hebben, maar ook over veel alpiene ervaring te beschikken om op voldoende snelheid de route met succes te kunnen volbrengen.
De machine oliën
De eerste dag gingen de 32 touwlengtes allemaal wat onwennig. De vijftien kilogram zware rugzak met onder andere extra water voor het eerste bivak, en een kameraad met wie ik niet eerder zo’n route klom zorgde ervoor dat de machine nog niet goed geolied was. De tweede ochtend gaat het al sneller en klimmen we gelijkwaardig op met twee sympathieke Amerikanen; ook zij willen naar de top van de Mont Blanc via de legendarische integrale overschrijding van de Peuterey.
Twinkeling
Zojuist kreeg ik het commando van boven dat ik mocht vertrekken en nu probeer ik te klimmen zo snel als ik kan. Zo vroeg in de ochtend voelt de rots aan als ijs, daarom hadden we een uurtje geleden bedacht dat ik voor de aankomende drie moeilijke lengtes extra gewicht van Tinus zou overnemen. De passage is nagenoeg loodrecht en de bergschoenen blijven precies op de minuscule richeltjes staan. Ver onder mij, tussen mijn benen doorkijkend, stroomt de Frêney gletsjer vol zwarte spleten als levensader voor de Valle d’Aoste. Ik geniet van de dramatische ambiance om me heen. Dit is een alpentocht in het kwadraat.
Als ik dichterbij de standplaats kom wordt de rots zelfs voor het eerst overhangend en begin ik moeite te krijgen om met lichaamsspanning aan de rots te blijven plakken; Tinus heeft dit knap voorgeklommen. De zon staat inmiddels hoger aan de hemel als we uiteindelijk op de pointe Ottoz staan en maken ons zorgen of we wel op tijd op de top van la Noire zullen arriveren. Er resteren namelijk nog 8 touwlengtes plus daarna nog een stuk gemakkelijk terrein. We zijn het snel eens, ik verruil de bergschoenen voor de wrijvingsschoenen en neem de leiding over. We draaien het gas vol open en geven ons project een kans zonder onszelf voorbij te rennen. Op iedere standplaats geeft Tinus het materiaal terug en ik zie aan zijn twinkelende ogen hoezeer hij geniet.
Allez!
Om 12.20 uur staan we naast het afgeleefde madonna beeldje op de top. We bellen voor een weerbericht en hopen dat we niet gedwongen worden via de oostgraat te moeten ontsnappen. Vandaag blijft het droog maar morgen is er kans op onweer in de avond. De Amerikanen lijken zonder twijfel hun besluit te hebben genomen en beginnen aan de volgende passage: een regelrechte duik van 450 meter die in 12 abseils behoedzaam genomen moet worden. Voor we ze volgen vraag ik Tinus hoe hij zich voelt.
‘Ik ben kampioen in het terrein dat voor ons ligt’, antwoord hij gretig.
Met een grijns kijk ik hem aan. ‘Allez,… we gaan ervoor!’
Verkeerde touw
Ik ben nooit liefhebber geweest van overhangende abseils. Met een steeds heter wordende ATC glij ik als een spin aan dunne garen de diepte in. Ik focus me op de rots die langzaam steeds verder van me verwijderd raakt. Tinus staat al op de standplaats onder me waar de Amerikanen aan de volgende abseil beginnen. Onze zestig meter lange touwen komen maar net uit bij de standplaats die marginaal uitgerust is met een paar oude mephaken.
Door enige nervositeit ben ik er niet helemaal zeker van aan welk van de twee kleuren touwen ik moet trekken om het uit de standplaats boven ons te halen. Was het blauw? Het touw gaat maar moeizaam door mijn handen en zit dan muurvast. Ik trek aan rood maar er zit geen beweging meer in. Een lichte paniek breekt bij me uit. Als je ergens niet terug wilt klimmen dan is het uitgerekend hier. De granieten rand waar onze touwen overheen liggen is scherp. Wat moeten we doen als we onze touwen niet meer terugkrijgen en hier in dit levensgevaarlijke couloir vast komen te zitten?
Doorsnijden
Na nog één verwoede poging bind ik me uit en klim behoedzaam door een porseleinkast omhoog. Het terrein is hier hyper delicaat en het lukt me vijftien meter terug te klimmen. Ik probeer mijn evenwicht te bewaren op een blok die op een ijzige richel ligt en begin opnieuw met alle kracht te trekken aan het rode touw. Geen resultaat. Ik begin te mopperen maar weet één ding heel zeker; Ik ga hier niet nog verder omhoog. Verder abseilen kan aan de touwen van de Amerikanen maar komen we daarna nog verder met twee stukjes van amper 20 meter? Ik pak mijn mes en snij het blauwe touw resoluut door. Ik twijfel om ook gelijk het rode touw door te snijden en sjor er nog een laatste keer aan. Als verrassing komt er een klein beetje beweging in. De knoop schiet over de rand en we krijgen de touwen, met als bonus een kiezelhagel, terug. Compleet ongezekerd klim ik af naar de standplaats waar we de touwen nauwkeurig inspecteren en tot gelijke lengte afsnijden; iets meer dan veertig meter blijft er over.
Des Dames Anglaises
Om half vijf in de middag hebben we de abseils achter ons gelaten en staan in het droge couloir. Samen vinden we een piep klein stroompje en weten ongeduldig een liter water in de fles te vullen. Eén touw gaat in de rugzak en de ander slaan we tot kort touw op. In het zachte avondlicht klimmen we verder, Af en toe doemt er een reddingshelikopter op die alle alpinisten nauwlettend in de gaten lijkt te houden. Zojuist takelde ze nog gestrande klimmers uit de Frêneypijler.
We vinden feilloos de juiste weg en blijken eerder op de top van de Anglaise dan de Amerikanen. Via een paar abseils en een traverse komen we uit bij het derde couloir wat naar het bivak Craveri leidt. Hier ligt rottend ijs en we mogen vooral niet onverschillig worden. De stijgijzers halen we diep uit de rugzak en de pikkel nemen we in de hand. Om even na negenen kruipen we de gezellig ogende maar piepkleine bivakhut in en mag de zwarte nacht over ons heen vallen.
Aiguille Blanche de Peuterey
Aan het begin van de derde ochtend liggen we nog alle vier comfortabel in het Graveri bivak als ik heel zachtjes de wekker van mijn horloge hoor. Een half uur later volgen we alweer een smalle richel met een paar stukken beschadigd klimtouw. Hoewel de hoofdlamp de wereld om ons heen nog geen 10 meter verlicht, voelen we dat het hier peilloos naar beneden gaat. Er staat een onaangenaam koude wind en het is oppassen geblazen niet verkeerd te klimmen.
Bij zonsopkomst verandert de berg in de kleur van gesmolten metaal en precies op dat moment komen we in de noordoostwand terecht. Deze zomer is het zo droog dat de grote wand niet met sneeuw maar vol met blokken en steile ijsvrije geulen ligt. Tinus heeft last om zich goed te concentreren door aanhoudend beperkt drinken de afgelopen twee dagen en daarom zeker ik hem aan verkort touw. De Amerikanen volgen een rotsrib links van ons en veroorzaken af en toe flink wat steenslag. De wand is technisch eenvoudig maar als een blok hier naar beneden tuimelt, veroorzaakt dat wel een steenlawine. De tijd maar ook de hemel houden we samen nauwlettend in de gaten. Zolang we in de ochtend nog geen Altocumulus Castellanus aan de horizon zien opbouwen is er geen reden tot stress en gunnen we ons zo af en toe ook de tijd om de bergsfeer in ons op te nemen.
Op de topgraat van de la Blanche komen we eindelijk in de sneeuw en kunnen we de stijgijzers definitief onder onze schoenen binden. De berggraat snijdt door de hemel en ik voel dat we op een heel bijzondere plek klimmen; wat transformeert deze route prachtig!
‘Zie je het al voor je om hier zoals Stefano de Benedetti vanaf te skiën’, jut ik Tinus op.
Mont Blanc de Courmayeur
Eerder dan verwacht lopen we over de enorme vlakte van de col de Peuterey. Het moet nog middag worden en we besluiten voor het eerst tijdens onze tocht de tijd te nemen voor een lunch. Ik vind nog een stuk belegen kaas en pittig stuk worst. Tinus houdt het liever bij zijn meegebrachte powerbars. Een helikopter met toeristen scheert over ons heen en blijft als spotter voor de Frêneypijler hangen; de hectische wereld van Chamonix dringt zich weer op. Na de lunch verken ik alvast de volgende passage, de Grand pilier d’angle. Het snelste gaat via het Eccles couloir maar dat ziet er niet aantrekkelijk uit met de krachtige zon pal in de sneeuwgoot. De originele route gaat via de graat maar met zoveel rotstorentjes gaat dat weer zeeën van tijd kosten. Dwars door het midden van de wand lijkt nog het snelst te gaan. Met wat geluk hebben we daar niet veel steenslag te dulden en biedt het oude spoor door de sneeuw, wat vanaf hier vaag zichtbaar is, voldoende consistentie om niet diep in weg te zakken.
Het is net te steil en te lastig om aan kort touw te gaan dus zeker ik Tinus door middel van hier en daar een camalot die zich uitstekend in de rotsspleten laat plaatsen. De grote hoogte en de krachtige zon droogt ons nu razend snel uit en we worden bang dat de sneeuw toch te zacht wordt wat tot een natte sneeuw rutsch zou kunnen leiden. We snakken naar bewolking en worden op onze wenken bedient. De thermiek stuwt de waterdamp vanuit het groene dal omhoog en bedekt de lucht om ons heen langzaam om in één grote wolk. Nog voor we op de Grand pilier d’angle staan is de wereld om ons heen aan het oog onttrokken.
Tinus neemt even later het sporen over. De zon heeft de dikke korst hier inmiddels doen smelten zodat de sneeuw aanvoelt als soep. Ik wordt bang dat de sneeuw gaat glijden en we rammen onze pikkel met arm en al in de sneeuw. Hier mogen we beslist niet nonchalant worden maar wat gaat dat rammen langzaam! Ondanks zijn ferme krachttoer van anderhalf uur sporen zijn we maar 120 meter gestegen. De Amerikanen klimmen inmiddels weer bij ons en bieden gelukkig aan om wat spoorwerk over te nemen. De nu steile graat die we volgen lost op in de dikke mist en ik kijk op mijn horloge. 16.00 uur en we zijn op 4530 meter hoogte. Het onbestendige gevoel voor onweer neemt het langzaam over van de angst om uit te glijden. Ook de tijd begint te dringen; als het zo doorgaat dan staan we pas in de avond op de top.
Voor ons ligt een harder stuk en zien de blauwe gloed van ijs door de sneeuw schijnen. Dat biedt perspectief. We passeren de Amerikanen en hakken nu voor het eerst onze doorn van de pikkel in solide ijs. Aan strak touw is het patroon van bewegen monotoon maar zorgt ook voor een diesel tempo. De Amerikanen zijn inmiddels onder ons volledig door de mist opgeslokt en na nog eens een uur klimmen staan we plotseling onder een gigantische sneeuwluivel. De top? Ik plaats twee ijsboren en plant de pikkel erbij. Aan Tinus de eer. Behoedzaam klimt hij door het steile ijs en plaatst onze derde en laatste ijsboor 20 meter boven me als enig mogelijke tussenzekering. Niet veel later zie ik zijn silhouet weerspiegelen door de kleine ijskristallen in de atmosfeer. Om half zes staan we op de Mont Blanc de Courmayeur en lachen we de zon tegemoet. Als we iets later bovenop de top van de Mont Blanc staan, realiseren we het ons amper maar een gekoesterde droom is werkelijkheid geworden.
Nederlandse beklimmingen
Zover bekend is de intégrale Peuterey via de zuidgraat van de Aiguille de la Noire vier keer eerder door Nederlanders beklommen.
In 1983 door Guus Lambregts en Gilles Boerlage en enkele dagen later door Egbert Veen en Paul van Sprang. In 1991 door Edward Bekker samen met de Duitser Jörg Wilz en in 2004 door Anne van Galen, Michael van Geemen en Court Haegens.
Na het succes van Martijn Schell en Martijn Seuren in 2012, heeft ook Jelle Staleman in 2013 deze route met een Oostenrijkse klimpartner geklommen. Daarmee komt het totaal aantal Nederlandse beklimmingen op zes.
Vanuit het Val Veny boven Courmayeur wandel en klim je via een via ferrata in 2,5 uur naar de Borelli hut. Vanaf daar wandel je de volgende ochtend naar de instap van de graat onder de punta Gamba in ongeveer 1,5 uur. De meeste klimmers stappen de wand in bij het eerste daglicht om de volgende dag op tijd bij de abseils te kunnen aanvangen. Voor klimmers die alleen de Aiguille Noire willen beklimmen en zonder bivak weer in de Borellihut willen overnachten kunnen het er op wagen om superlicht op pad te gaan. Het is dan wel zaak zeer vroeg uit de hut te vertrekken.
Buiten het zogenaamde kort touw terrein (I-II) graads dien je 46 touwlengtes te overbruggen in overwegend III – V+ graads terrein. De zuidgraat heeft ongeveer een dozijn korte passages VI plus 4 touwlengtes van meer constante moeilijkheid VI maar daar kom je veelvuldig mephaken tegen. Tussen de derde- en zesde toren is de rots van excellente kwaliteit. Je kunt op veel plaatsen prima bivakkeren echter dien je rekening te houden met een compleet sneeuwvrije graat in augustus. Pas vlak onder de top of in de brèche onder de pointe Ottoz vind je mogelijk sneeuw om water te kunnen smelten voor een bivak. Voor de zuidgraat van de la Noire staat 14 uur klimmen maar om dat te halen moet je wel snel zijn. Alpiene moeilijkheidsgraad: TD.
Het vervolg van de route is technisch eenvoudiger maar gaat door complex terrein. De rots is veel minder goed van kwaliteit dan de zuidgraat van de la Noire en de hoogte drukt een stempel op de snelheid. Ook kun je maar moeilijk uit de route ontsnappen dus doe je er verstandig aan alleen met een goed weerbericht verder te klimmen. Voor de 12 abseils en de klim via de Dames Anglaises in (II-IV graads) naar het Graveri bivak heb je ongeveer 8 uur nodig. Vervolgens klim je op dag drie over de Aiguille Blanche de Peuterey en de Grand pilier d’angle naar de Mont Blanc in rots tot IV graads en sneeuw en ijs tot 60 graden. Voor de overschrijding van de Aiguille Blanche tot aan de top van de Mont Blanc staat ongeveer 15 uur. Alpiene moeilijkheidsgraad: D+. Totale alpiene waardering voor de integrale Peuterey: TD+ / ED.
Tijdens onze beklimming van 30 juli – 1 augustus 2012 hadden wij aan technisch materiaal bij ons:
– 8 karabinersetjes
– 6 camelots (No. 0,4 – 3)
– kleine set nuts
– 5 bandslinges van 120 cm
– 3 ijsboren
– helm
– 1 ijsbijl p.p.
– stijgijzers p.p.
– 2 x 60 meter touw
– wrijvingschoenen
– warme bergschoenen
wij hadden bij ons aan bivakmateriaal:
– brander met 1 gasblik
– 1 liter water extra per persoon voor eerste bivak i.v.m. gebrek aan sneeuw
– slaapmatje
– bivakzak
– donsjack
– dunne donspoot
– waterdichte jas
– droge sokken
– 1 stuk pizza voor bivak 1
– 1 zakje gevriesdroogde maaltijd voor bivak 2
– soep, kaas en worst